Saturday 5 December 2009

Van Abbe museum: het kunstmuseum in de 21ste eeuw


Donderdag 3 december organiseerde het PMK (platform moderne kunst) haar tweede seminar, na de succesvolle avond met Andrea Fraser (waar ik al eerder over schreef). Dit keer in het Van Abbe museum in Eindhoven. Na het bekijken van de nieuwe tentoonstellingen vond een discussiebijeenkomst plaats tussen Charles Esche (directeur), Christiane Berndes (hoofd collectie), Steven ten Thije (curator) en een klein groepje studenten van de Master modern uit heel Nederland.
Het nieuwe project, na de inspirerende reeks Plug Ins, heet Play Van Abbe.
Play is een langer lopend project dat bestaat uit tentoonstellingen en bijeenkomsten daar omheen. Als belangrijkste doel heeft Play om de rol van het kunstmuseum in de 21ste eeuw te onderzoeken. Het eerste deel van Play dat nu van start is gegaan heeft als ondertitel Het spel en de spelers. Voor deze gelegenheid heeft het museum een zomeropstelling uit 1983, destijds samengesteld door Rudi Fuchs, zo realistisch mogelijk gereconstrueerd. Deze opstelling bestond uit nieuwe aanwinsten van die tijd, gecombineerd met oudere werken uit de collectie. In 1983 stuitte de opstelling van Fuchs op veel weerstand door de combinaties die hij maakte. Charles Esche wilde met deze reconstructie onderzoeken hoe we de aanpak van Fuchs nu ervaren. Is het voor ons nog steeds een baanbrekende manier van tentoonstellen?
De opstelling van Fuchs is een puur esthetische samenstelling van werken. Was het destijds controversieel dat Fuchs geen chronologische volgorde aanhield, nu is dat niet meer storend. De puristische indeling van de zalen (de bordjes, met een minimum aan informatie, zijn weggestopt in de hoeken van de zaal) is vooral gericht op de het goed kunnen ervaren van de autonome kunstwerken. De opstelling doet niet per se gedateerd aan: maar de keuzes die Fuchs maakt zou een hedendaagse museumdirecteur niet meer kunnen maken.
Daarom is het zo interessant om te zien wat Charles Esche er van maakt: ook hij maakt een opstelling met recente aanwinsten van het museum. Hiermee wordt de tegenstelling met Fuchs duidelijk.
Het belangrijkste verschil wat Esche probeert te maken ligt hem in interactie en sociale betrokkenheid. Was bij Fuchs het kunstwerk heilig en autonoom, nu moet het werk in een sociale context worden geplaatst. Esche doet dit bijvoorbeeld door een video van een lezing in dezelfde zaal als een kunstwerk te plaatsen.
Een belangrijk verschil met Fuchs is ook de informatiestroom die de bezoeker krijgt. Fuchs vond duidelijk dat het werk voor zich moest spreken en geeft slechts titel, kunstenaar en jaar. Charles Esche heeft zijn informatie op een interessante manier toegevoegd aan de tentoonstelling. Er zijn tekstbordjes, met de gebruikelijke praktische informatie over het werk. Daarnaast is er een bordje waar je een rood plaatje plastic voor kunt houden, waarna je verschillende woorden kunt lezen. Dit zijn trefwoorden, van toepassing op het kunstwerk. Die woorden zijn een soort hulpmiddel om de juiste context van het kunstwerk te begrijpen. Verder zijn er bij sommige werken ook nog kaartjes met wat meer informatie over het specifieke werk. Als toeschouwer kun je dus kiezen hoeveel informatie je wilt hebben. Waardoor iedereen de werken op zijn eigen niveau kan bekijken.
Het mooie aan dit systeem is dat Esche geen doelgroepen uitsluit: zowel de luie museumbezoeker die geen zin heeft om veel te lezen tot de nieuwsgierige kunststudent, iedereen komt aan zijn trekken.
Naast de goede manier waarop Esche met informatie omgaat is zijn daadwerkelijke opstelling natuurlijk ook van wezenlijk belang. En ook die is verfrissend nieuw en anders dan wat we in Nederland gewend zijn. Combinaties zijn onverwacht en inhoudelijk. Naast een werk van Dan Flavin ligt verderop een stapeltje kopieen van een krantenknipsel, dat de titel van het werk verklaart en het een heel andere dimensie geeft. Of een aantal portretten in een zaal, die allemaal met de rug naar ons toe staan. En dus 'naar buiten' kijken.
Charles Esche wil met zijn tentoonstelling een groot publiek bereiken, maar doet dit niet door alles in hapklare brokken aan te bieden. Hij zou het idioot vinden om te ontkennen dat het publiek een artistieke houding aan moet nemen. Play is voor hem een begin in het veranderen van het museumconcept. Door de codes en criteria van het museum bloot te leggen kun je ze uiteindelijk veranderen.
Play is een spel om verschillende aspecten van het kunstmuseum te onderzoeken op een speelse manier. Deel 1 in het Van Abbe is slechts een begin: maar wel een hele grote stap in een nieuwe richting.

Sunday 29 November 2009

Rijksakademie Open 2009: Sarah van Sonsbeeck

Rijksakademie Open 2009: Sarah van Sonsbeeck

Na de drukte van een aantal luidruchtige videowerken en de enorme groepen bezoekers aan de Rijksakademie met hun vrolijke begroetingen en huilende kinderen is er het atelier van Sarah van Sonsbeeck. Een atelier vol stilte. In de werken die Van Sonsbeeck laat zien draait het allemaal om die stilte: grammofoonplaten waar geen muziek op staat, maar waar slechts het geruis van de platenspeler klinkt. Een ‘silent chair’ staat in een hoek, een gewone stoel waarop je stilte kunt ervaren.

Vorig jaar verraste Van Sonsbeeck op de Rijksakademie Open al met haar piepschuimen stiltekamertje waarin ze had berekend hoeveel ruimte de herrie die haar buren maakten innam in haar huis. Dit bleek 80 % te zijn. Daarop stelde ze de vraag of de buren daarom ook die hoeveelheid aan haar huur wilden bijdragen.

Dit keer is de herrie ingeruild voor stilte, alhoewel deze in sommige gevallen is doorbroken.
Het opvallendste werk in de ruimte is een glazen kubus die aan meerdere kanten is ingeslagen met een baksteen. Het werk draait de veelzeggende titel ‘one cubic meter of broken silence’. Al eerder maakte de kunstenaar het werk ‘one cubic meter of silence’, een kubieke meter lucht omringt door glas die in deze presentatie dus wreed is verstoort. Maar het geluid van het rinkelende, brekende glas blijft achterwege, en moet in het hoofd van de toeschouwer zelf worden gevormd.

Van Sonsbeeck onderzoekt het ‘anti-geluid’, een wereld waarin we luisteren naar de stilte, met een koptelefoon op ons hoofd waarin slechts vage vormen van geluid doorklinken. De mate waarin we gewend zijn aan de dagelijkse geluiden om ons heen maakt dat de werken van Van Sonsbeeck vervreemdend werken: wanneer je de koptelefoon op je hoofd hebt blijf je aandachtig luisteren, bijna zoekend naar het geluid dat je verwacht. Maar we luisteren naar een glazen bakje lucht op tafel, het werk ‘a cubic decimeter of silence’, en die stilte is alles wat je hoort. Het atelier van Van Sonsbeeck laat de toeschouwer onderzoeken wat voor rol alle dagelijkse geluiden in het leven hebben, door die stilte tastbaar te maken.

Anish Kapoor - Royal Academy of Arts

Anish Kapoor
26 september - 11 december 2009
Royal Academy of Arts, Londen


Iedereen die recentelijk in Londen is geweest heeft het erover: de Anish Kapoor tentoonstelling in de Royal Academy. Kapoor, geliefd en steeds weer verfrissend kunstenaar voor velen, kreeg de klassieke ruimte van de Londense academie voor een grote solotentoonstelling. Dat Kapoor flink uit heeft gepakt in de Royal Academy zorgt voor veel spectakel. Naast de al wat bekendere werken, zoals de sculpturen die bedekt zijn met puur pigment, zijn er ook een aantal vrij nieuwe werken te zien. De grote publiekstrekker is waarschijnlijk wel de zaal waarin om de zoveel tijd een medewerker van het museum een kanon afvuurt op de tegenoverliggende ruimte. Een kanon waarin cilinders van bloedrode was worden gestopt, die vervolgens met een grote knal door de ruimte heen worden geschoten en een flinke snelheid tegen de muur aan spatten. Nu het tegen het einde van de tentoonstelling loopt is de normaal zo mooie, klassieke zaal een slagveld geworden: spetters was zitten op de muren, zelfs op het plafond. De hopen rode was lijken een enorme, bloederige lavastroom.
Het gebruik van de pure pigmenten door Kapoor zorgen ervoor dat de tentoonstelling weer een feest voor het oog is. Een enorme wand, bedekt met puur geel pigment, waarin een holle buik is gemaakt. Wanneer je er van een afstand recht naar kijkt lijkt de uitholling eerder bol te zijn, een grote en felle zon.
Geweldig is ook het andere werk met rode was. Wederom gebruik makend van de ruimte laat Kapoor een 8 meter lange trein van was tergend traag op rails door verschillende zalen van de Royal Academy heen schuiven. Bijna onzichtbaar voor het oog is die beweging, maar wanneer je even niet oplet is de grote rode muur weer een paar meters opgeschoten. Ook hier schraapt de was langs de wanden en de vloer, een spoor achterlatend van de kleverige, rode substantie. Ook de verstilde werken, zoals 'when I am pregnant', een bolling in een witte muur, nauwelijks zichtbaar wanneer je er recht voor staat, blijven boeien.
Deze tentoonstelling herrinnert er keer op keer aan waarom we zo van het werk van Anish Kapoor houden.

Pop Life - Tate Modern

Pop Life
1 oktober - 17 januari 2010
Tate Modern, Londen


Met veel bombarie, hoge toegangsprijzen en schreeuwerige neon-affiches kondigde Tate Modern haar expositie Pop Life aan. Art in a material world is het onderschrift. Good business is the best art, zei Andy Warhol al, en die uitspraak blijkt meer dan waar bij veel kunstenaars waarvan werk in deze tentoonstelling zit. Naast klassieke Pop kunstenaars als Warhol en Koons is er ook werk te zien van 'nieuwe pop-art' zoals Takashi Murakami en Damien Hirst. De tentoonstelling is heftig en materiaal aangekleed, veel Warhol behang, lachende bloemetjes van Murakami en schreeuwerige muziek. Veel bling-bling binnen Pop Life, dat moge duidelijk zijn. Een kalfje met gouden hoefjes van Damien Hirst staat in een gouden schrijn gevuld met formaldehyde. De manga-figuurtjes van Murakami zijn zo fel van kleur dat ze bijna pijn aan de ogen doen. Opvallend is ook dat een aantal zalen van de tentoonstelling bestempeld zijn als '18 +' omdat ze shockerende en seksueel getinte beelden zouden bevatten. Seksueel getint is een keurige Britse uitdrukking van Tate Modern. In een zaal met werk van Jeff Koons uit de serie Made in Heaven vliegen de harde pornobeelden je om de oren. Ook de video waarin Andrea Fraser tegen betaling naar bed gaat met een rijke kunstverzamelaar is niet voor minderjarige ogen geschikt.
Naast dat het leuk is om de nieuwe en oude garde van de Pop Art eens bij elkaar te zien is het jammer dat de materiele en glitter en glamour kant van de kunstwerken zo wordt benadrukt. We zouden bijna vergeten dat veel van deze kunstenaars juist kritisch probeerden te reflecteren op die 'material world'.

Saturday 28 November 2009

Damien Hirst - Nothing Matters


Damien Hirst - Nothing Matters
25 november - 30 januari 2010
White Cube Mason's Yard en Hoxton Square

Toen bekend werd dat Damien Hirst weer schilderijen zou gaan exposeren hield de kunstwereld even zijn adem in: schilderijen?? Na de overdaad van complete boerderijen op sterk water, vastgeplakte vlinders en duizenden diamanten, schilderijen? Het lijkt alsof Hirst met For the Love of God de top bereikt heeft van zijn bombast, en heeft besloten om terug te gaan naar de basis. Zo'n jaar geleden las ik in een interview met Damien Hirst dat hij zijn schilderijen nog niet durfde te tonen, omdat hij er nog onzeker over was, werd ik benieuwd. Zou Hirst dan eindelijk een voor hem ongekende emotie tonen: bescheidenheid?
Afgelopen week opende bij zijn Londense thuisbasis de White Cube van Jay Joplin een solotentoonstelling, na de al eerder geopende reeks werken die te zien zijn in de Wallace collection in Londen.
Dat het erg was, met die schilderijen van Hirst, gonsde al een tijdje rond in de pers. Onder het motto eerst zien dan geloven wilde ik zo objectief mogelijk het werk zien in de White Cube.
De grote ruimte in de locatie aan het Hoxton Square is gevuld met 9 schilderijen, die allemaal nogal op elkaar lijken. Een soort lichtblauwe tint met daarop stippen, lijnen en kraaien. Al dan niet met echte zwarte veren vastgeplakt op de kraaien. Wat Hirst noemde als zijn grote onzekerheid over de schilderijen blijkt nog degelijk heftig aanwezig in de werken: dat ze op werk van Francis Bacon zouden lijken. En dat doen de schilderijen van Hirst. Niet een beetje, maar heel erg. En dan slecht uitgevoerd.
Ik probeerde mezelf af te vragen wat ik van het werk van vinden als ik niet wist dat het van Hirst was, maar van een onbekende schilder: waarschijnlijk was het dan nog slechter geweest.
De thematiek is overduidelijk Hirst: dood en verderf voert de overtoon. Maar de Bacon-achtige kleuren, lijnen en schimmen zijn zwak, eigenlijk ronduit slecht geschilderd. De grauwe schedels op fletsgroene achtergronden komen over als één groot cliché.
Jammer dat Hirst niet gewacht had tot hij, in dit voor hem bewonderingswaardige avontuur, wat nader tot zichzelf was gekomen. En in had gezien dat zijn assistenten niet voor niets jarenlang de stippenschilderijen voor hem maakten.

Saturday 7 November 2009

Van Lieshout, Van Lieshout, Van Lieshout, Van Lieshout & Van Lieshout


Vanlieshoutvanlieshout
Kunsthal KAdE Amersfoort
t/m 15 november 2009

De nieuwste aanwinst in museumland, de sympathieke Kunsthal KAdE in Amersfoort, begon haar leven met de leuke tentoonstelling Wonderland.
Nu is er een tweede grote tentoonstelling: vanlieshoutvanlieshout, die de even wonderlijke als idote inslag heeft om een tentoonstellingsconcept te baseren op een achternaam. Dat kan niet veel goeds betekenen.
Van de vijf Van Lieshouten waar de tentoonstelling om draait zijn er maar twee familie. Dirk en Erik van Lieshout zijn broers, maar Lotje en Lotte van Lieshout lijken alleen qua naam op elkaar en ook Atelier van Lieshout (dat is Joep) komt van een andere familie. "Er zijn geen opzichtige overeenkomsten" schrijft KAdE in haar folder van de tentoonstelling. Maar wel een onderliggende verwante thematiek, verwacht je als bezoeker dan al snel. Het duurt even voor die komt bovendrijven. De meer politieke, sociale werken van Erik van Lieshout staan in dezelfde ruimte met de esthetische, maar functionele werken van Joep. En daarnaast weer een onbegrijpelijke video van Lotje van Lieshout. Boven hangen een paar prachtige schilderijen van Lotte van Lieshout, naast maquettes van Dirk van Lieshout.
Een beetje verwarrend is het allemaal wel, om uit te vinden welke Van Lieshout nou wat heeft gemaakt. Maar, alhoewel niet heel sterk, komt toch langzaam een onderlinge verhouding bovendrijven. Hoe verschillend ook, lijkt er toch een verband te zijn en ontstaan er vreemde verhoudingen tussen visueel compleet verschillende werken. Het is alsof de vijf Van Lieshouten een gevecht met elkaar aangaan, maar meer een gevecht zoals broers en zussen dat hebben. Waarbij je weet dat de onderlinge band uiteindelijk alles wel weer zal herstellen. Zo ook in KAdE.

The great contemporary art bubble


An evening with Ben Lewis

Op de door Stichting Art georganiseerde lezing in Studio T in Utrecht kwam Ben Lewis ons vertellen hoe het met de hedendaagse kunstmarkt gesteld is. Lewis, bekend van zijn documentaire 'the great contemporary art bubble' en zijn leuke serie Art Safari voor de BBC, is kritisch over die kunstmarkt. Heel kritisch. Met veel Britse humor vertelde hij over zijn pogingen om interviews te regelen via de White Cube, de afhoudendheid van de veilinghuizen en over hoe slecht hij Damien Hirst vindt.
Dat de Great contemporary art bubble zo negatief overkomt, heeft hij niet expres gedaan, aldus Lewis. Maar het nadeel van een bubbel is, dat hij kan barsten. En dat is precies wat Lewis beoogde met zijn kritieken. Door aan het licht te brengen dat de White Cube in London honderden werken van Damien Hirst in voorraad had, hield de kunstwereld even zijn adem in. Lewis heeft eigenlijk voornamelijk een probleem met kunstenaars die te veel verdienen. De torenhoge prijzen die rijke verzamelaars betalen voor werk van Hirst, Warhol, Koons en Murakami zijn belachelijk en getuigen van wansmaak. Want, zo bepleit Lewis vol vuur, over tien jaar weet niemand meer wie Takashi Murakami is. De onderliggende gedachte van Lewis is dan ook dat hij gewoon erg graag wil dat de focus weer komt te liggen op goede, interessante kunst, waar best veel geld voor betaald mag worden, maar nou niet perse 8 miljoen. De korte update die Lewis had gemaakt van zijn documentaire, afgelopen maand opgenomen, blijkt een leuke stand van zaken te zijn. Veilinghuizen en galeries roepen om het hardst dat het nog 'best mee valt' met de crisis, en dat de kunstmarkt snel weer op haar oude peil zou zijn. Ben Lewis denkt en hoopt van niet. De bubbel mag van hem gebarsten blijven, zodat er weer hedendaagse kunstenaars komen bovendrijven die ons echt kunnen inspireren.

Sunday 1 November 2009

TINKEBELL: Looove TINKEBELL, Etwas Spass für den neuen TORCHmeister



TINKEBELL: Looove TINKEBELL, Etwas Spass für den neuen TORCHmeister
31 oktober t/m 5 december 2009
TORCH Gallery

Na het overlijden van prominent kunstfiguur en zogenaamde TORCHmeister Adriaan van der Have, oprichter van Torch Gallery, vond kunstenares TINKEBELL. dat het tijd was voor weer eens wat leuks. De nieuwe Torchmeister, Mo van der Have, heeft de zaak van zijn vader overgenomen op extreem jonge leeftijd (hij is zo'n 23 jaar oud). Om Mo een hart onder de riem te steken draagt Tinkebell de titel van haar show aan hem op. De tentoonstelling is een klein overzicht van de verschillende projecten van Tinkebell tot nu toe. De kunstenares, die bekend staat om haar roze, schattige uiterlijk en provocerende werk is er zelf ook bij, met een hele entourage van verschillende andere roze mensen. Ook singer-songwriter One Trick Pony, die pas een liedje over Tinkebell schreef, zal een optreden verzorgen.
Leuk aan de tentoonstelling is om ook een eindelijk eens werk te zien van Tinkebell, in plaats van er alleen maar over te horen in de krant, in de kamervragen van de Partij voor de Dieren, of haar in De Wereld Draait Door te zien. Leuk zijn bijvoorbeeld de reacties op de zogenaamde 'hamsterballen' van haar project Save the Pets, die opgehangen zijn in de galerie. De reacties gaan van 'ze zouden haar eens in zo'n plastic bal moeten laten rennen' tot uitgebreide beschrijvingen van waarom de bal slecht zou zijn voor de hamster. Het meest provocerende werk tot nu toe, My Dearest Cat Pinkeltje, een handtas die ze van haar kat maakte, staat hoog op een sokkel achterin de kleine galerieruimte. Het ziet er uit als, tja, een handtas van een kattenvel. Het meest naargeestig zijn de opgezette dieren die Tinkebell verwerkte tot knuffel of speelgoedbeesten. Tinkebell neemt steeds een van de vele hypocriete aspecten van de maatschappij, die ze uitvergroot tot in belachelijke details. Wat haar interessanter maakt dan wanneer ze slechts een sensatiebelust meisje was geweest. Tinkebell heeft haar gebruikelijke roze outfit aan op de opening en staat iedereen even vriendelijk te woord. De show in Torch geeft een goed overzicht van het veelzijdige, soms stiekem nog steeds een beetje shockerende oeuvre van Tinkebell. En Mo van der Have heeft zeker iets leuks gekregen om mee te beginnen: ik ben benieuwd waar hij Torch in de toekomst heen gaat leiden.

Friday 30 October 2009

Het Proces / Arti et Amicitiae


Het Proces
Maatschappij Arti & Amicitiae, Amsterdam
16 oktober t/m 15 november 2009
Rianne Groen


Kunst laten ontstaan

Na het indrukken van de rode knop zet een mechanisme zich in werking. Vloeibare bijenwas wordt in koud water gegoten en stolt daar tot een onverwachte vorm. Vervolgens begint een lopende band te draaien: de vorm van gestolde was wordt vervoerd langs een ventilatieruimte en een documentatieruimte om uiteindelijk weer terecht te komen in de smeltkroes. Het proces begint even later weer opnieuw; de vorm die het materiaal aanneemt is steeds uniek. The Factory (1995; revisie 2007) van kunstenaarsduo Driessens en Verstappen is een van de bijzondere werken die te zien is in de tentoonstelling Het Proces in kunstenaarssociëteit Arti et Amicitae in Amsterdam. De tentoonstelling gaat over zogenaamde ‘generatieve kunst’ en toont werk van kunstenaars die zich bezig houden met processen die via wetenschappelijke experimenten of computers ontstaan. In veel gevallen krijgt dat proces ook de hoofdrol in het genereren van de uiteindelijke uitkomst van het kunstwerk. Toeval en mechanisch verkregen uniciteit zijn een belangrijke factor in de getoonde werken.
Kunstenaarsduo Driessens en Verstappen tilt hun technische werk met gemak naar een artistiek hoog niveau. Naast The Factory is ook hun prachtige werk E-volved cultures (2007) te zien, een digitale beeldgeneratie van virtuele organismen. De software die voor het werk werd ontwikkeld bootst een evolutieproces na, waardoor de organismen zich ontwikkelen via een ‘natuurlijk’ proces van variatie en selectie. Het ecosysteem dat de virtuele organismen vormen is te volgen via een kleurrijke weergave op het beeldscherm, waardoor het zichtbaar is als bijvoorbeeld een zich ontwikkelende cultuur wordt aangevallen door een nieuw soort organisme; dit doet de visuele weergave op het beeld drastisch veranderen. E-volved cultures wordt hiermee een weergave van artificieel leven, een fascinerend gegeven. Het virtuele petrischaaltje van Driessens & Verstappen is niet alleen conceptueel sterk, maar is visueel ook erg aantrekkelijk. De veranderende culturen die zich in allerlei kleurcombinaties uiten kunnen je lange tijd geboeid houden.
De tentoonstelling Het Proces is samengesteld door Jochem van der Spek en Remko Scha, die beiden ook eigen werk laten zien. Zo wordt er een tekenrobot (Tekenrobot # 1 2009) van Jochem van der Spek getoond. De Tekenrobot is een grappig, houterig apparaat dat wat slordig met een blauwe Bic balpen figuren op papier tekent. Na elk rijtje figuren kijkt de robot naar het resultaat en begint vervolgens aan een nieuwe rij figuren, die ontstaat uit wat er op de vorige rij is gebeurd. Tijdens de tentoonstelling worden de wanden van de zaal gevuld met de tekeningen die de robot maakt.
Van der Spek laat ook een soort digitale variant van zijn tekenrobot zien: een beeldgeneratie waarbij digitale constructies druk rondbewegen in een virtuele ruimte. Een blauw balletje laat lijnen achter in de ruimte, terwijl het eraan vast zittende witte blokje andere lijnen weer uitgumt. Een eeuwig virtueel kunstproces.
Naast de tekenrobot zijn er meer computersnufjes te zien en horen in Het Proces. Remko Scha, zowel kunstenaar als natuurkundige met een specialisatie in computerwetenschappen, laat in een stikdonkere ruimte een computerstem oneindig woorden genereren. De klassieke computerstem, beter bekend als ‘Huge Harry’, praat onophoudelijk door via een programma dat willekeurige keuzes maakt binnen de regels van een formele grammatica. Doordat de zinnen van de robot ontstaan binnen de wetten van de taal, lijkt het alsof Huge Harry daadwerkelijk tegen je praat. De donkere ruimte maakt dat je geen andere keuze hebt dan ernaar te luisteren. De grootste zaal in de geringe tentoonstellingsruimte is gegeven aan een groot videowerk van Peter Struycken. Het werk van Struycken, “Gedicht van Vuur: Prometheus” is een visualisatie van een muziekstuk van componist Alexander Skrjabin. De componist schreef bij zijn symphonie ook een ‘kleurenpartij’ waar Struycken in dit geval gebruik van maakt. Ondanks dat het intrigrerend is om de kleuren en vormen te zien bewegen op de muziek van Skrjabin, is de visualisatie waar Struycken voor heeft gekozen wel wat eentonig, waardoor het werk niet erg lang boeiend blijft.
De tekenrobotten, computersimulaties en gegenereerde taal in Het Proces roepen verschillende vragen op. Kunnen computers kunst maken? Hoe uniek kan een vorm zijn die onstaat door middel van voorgeprogrammeerde software? Kunnen willekeurig gegenereerde uitkomsten wel artistieke waarde hebben? Dat de organisatoren het belangrijk vinden dat hun bezoekers zich dit soort dingen afvragen blijkt wel uit het bijbehorende symposium dat in het kader van de tentoonstelling gehouden wordt. In dit lezingenprogramma krijgt het publiek de mogelijkheid om actief aan de slag te gaan met het conceptuele component dat instrinsiek is aan generatieve kunst.
Hoewel het gebruik van generatieve processen door kunstenaars niet nieuw is, worden de mogelijkheden steeds uitgebreider door de voortdurende ontwikkelingen op technisch gebied. In Arti & Amicitae ontvouwen die mogelijkheden zich. De tentoonstelling daagt de bezoekers ook uit tot nadenken over de toekomst, en wat er nog meer mogelijk zal worden wanneer computers kunst genereren. En dat gegenereerde processen wel degelijk artistieke waarde hebben blijkt uit de hoge kwaliteit van de werken die te zien zijn in Het Proces.

Wednesday 21 October 2009

An Evening With Andrea Fraser



Op 20 oktober 2009 organiseerde het PMK (Platform moderne kunst) haar eerste seminar. Het PMK is een initiatief van de Onderzoeksschool Kunstgeschiedenis (afdeling moderne kunst) om een grotere samenwerking te verkrijgen tussen Masterstudenten moderne kunst in Nederland.
In deze seminar konden studenten in gesprek gaan met performancekunstenaar Andrea Fraser over haar kunstpraktijken, maar specifiek over haar tekst "From the critique of institutions to an institution of critique" en een video van haar performance "may I help you". De discussie zou vooral moeten gaan over institutionele kritiek en haar relevantie vandaag de dag.

Aan de ronde tafel in het hoofdgebouw van de VU waren zo'n 20 Masterstudenten verzameld. Uit het voorstellingsrondje bleek dat de meesten in hun Masterthesis onderzoek deden dat enig verband hield met performance of praktijken rondom institutionele kritiek. Fraser, die zo'n beetje bekend staat als de uitvinder van de term 'institutionele kritiek' was hierbij de ideale kunstenaar om mee in gesprek te gaan over dit onderwerp. Inmiddels geeft ze ook les op UCLA en is, mede vanwege haar open Amerikaanse houding, een prima spreker. Ondanks dat de kunstenaar een beetje last had van haar jetlag, vertelde ze open over haar gedachten over het onderwerp. Institutionele kritiek zoals we dit uit de kunstgeschiedenis kennen, ontstond vooral rond het werk van onder andere Hans Haacke, Daniel Buren en Marcel Broodthaers. Zij probeerden, net als bijvoorbeeld Land Art kunstenaars, te opereren buiten de vastgestelde kaders van de kunstwereld. Hiermee probeerden ze te ontsnappen uit de vercommercialiseerde wereld van musea en galeries.
Het probleem dat Andrea Fraser in haar tekst aan de kaak stelt, is dat er eigenlijk geen ontsnappen aan die instituties is. Zoals bleek bij het kritische werk van Buren en Haacke, wordt de kritiek uiteindelijk weer geinstitutionaliseerd. Performances worden als video's in musea getoond en foto's van Land Art worden voor forse bedragen aangekocht. De instanties, zo redeneert Fraser, zitten namelijk in ons zelf. Wij, als critici, curatoren en kunsthistorici, zijn de grenzen van het instituut. En wanneer je volledig buiten die grenzen zou opereren, maak je geen kunst. De kunstwereld en dus de instituten bepalen uiteindelijk wat kunst is. Bestaat er dus wel een 'outside', was een vraag die aan de orde kwam. En waarom zou je kritiek leveren op instanties die je kritiek uiteindelijk toch weer zullen omarmen?
In Amerika zijn er momenteel steeds minder publieke, niet-commerciele instanties die een podium bieden aan kunstprojecten. Veel van dit soort instanties zijn opgeslokt door de grote museale en galeriewereld. Fraser vertelt hier emotioneel over: het gaat haar duidelijk aan het hart dat er steeds minder kansen zijn voor kunstenaars om zich op een andere manier te ontwikkelen, zonder druk van de markt.
Fraser is een van de kunstenaars die ons eraan herinnert om kritisch te blijven denken over de kunstwereld die in ons allemaal ligt ingebed. En vooral door te gaan om kritische kunst een platform te bieden.

Exodus - Izaak Zwartjes

Exodus
Izaak Zwartjes
6 juni t/m 13 september 2009

Cobra Museum
Sandbergplein 1, Amstelveen
www.cobra-museum.nl

Rianne Groen

Zoektocht naar zingeving

Het is even schrikken: een groot mensfiguur hangt aan een galg, uitgemergeld, gebroken. Een ander zit vastgebonden en verminkt op een stoel, te midden van een woestijnlandschap vol brokstukken van wat ooit een beschaving moet zijn geweest. Is dit onze wereld na een atoomexplosie? Een nieuwe wereldoorlog?

We zijn beland in de apocalyptische wereld van Izaak Zwartjes (1974). In het Cobra Museum in Amstelveen kreeg Zwartjes de grote zaal op de begane grond om een installatie te maken. Exodus is een environment geworden: de verschillende installaties maken samen deel uit van een groot, mythologisch verhaal. Dat verhaal is bepaald geen sprookje. Zwartjes wil verbeelden wat er met onze maatschappij zou kunnen gebeuren wanneer we ten onder gaan aan overconsumptie en een gebrek aan houvast in ons leven. Hij doelt bij dat gebrek aan houvast op een verlies van spiritualiteit, na het verdwijnen van de grote godsdiensten. Zelf refereert de kunstenaar in de publicatie bij de tentoonstelling aan ‘het uithollen van de menselijke identiteit’, doordat technologie langzaam onze levens overneemt. Exodus verbeeldt vanuit deze gedachtengang een mythe van een volk waarvan het noodlot niet meer af te wenden is. In het verleden waren deze mensen misschien wetenschappers of economen, nu zijn hun computers in een hoekje van de tentoonstelling weggestopt, bedekt onder een dikke laag modder en stof. De technische vooruitgang heeft hun maatschappij welvarend gemaakt, maar tegelijkertijd wordt de mens van binnenuit aangevreten door diezelfde vooruitgang. Men probeerde de natuurlijke en spirituele basis van de mens te vervangen door wetenschap, maar hierdoor is de mens doelloos geworden. Door het verdwijnen van de grote godsdiensten is er een gebrek aan fundament in het leven van de mens. Die zoektocht naar zingeving staat centraal in Exodus: de mensheid moet zelf betekenis vinden nu die niet meer gezocht kan worden in een hogere macht. Waar vroeger kaders werden bepaald door religie, moet de mens nu zelf zijn verantwoording nemen.

Uit half vergane, roestige materialen, hout en gevonden voorwerpen creëerde Zwartjes het onderkomen van zijn volk. Binnen dit decor vinden een aantal levensgrote mensfiguren hun plek. Die figuren bouwde Zwartjes op uit skeletten van hout en ijzerdraad, die hij bekleedde met een mengsel van zaagsel, lijm en gevonden kledingstukken. Ze zijn niet zozeer realistisch, maar toch angstaanjagend menselijk. Omdat grote delen van de zaal bedekt zijn met zand en roestig afval, krijg je bijna het idee je in een vervallen en verlaten dorp in een woestijngebied te bevinden. Het enige wat je van wanhoop weerhoudt is de overduidelijke museale omgeving: het suizen van de airconditioning en het uitzicht op een met kroos bezaaide vijver.

In de hoek torent een grote figuur hoog boven de rest uit. Hij overziet het slagveld, met een kind in de armen en een afschrikwekkend gezicht vol met spijkers. Als een soort stamvader van zijn volk staat hij daar. Op zijn voeten zit een prachtige vlinder, de vleugels gespreid. Plotseling lijkt er toch nog een stukje levende natuur in deze doodse omgeving te zijn. Maar de vlinder heeft zijn pootjes gekruist op zijn buik, onbewegelijk. Het laatste sprankje hoop lijkt vervlogen te zijn.

Dit soort zorgvuldigheid in de chaos die Zwartjes creëert zorgt ervoor dat Exodus een indrukwekkende tentoonstelling is geworden. Details als de vlinder of een speelgoedbeestje verderop op een boomstam, zijn kleine, ontroerende tekens van een vergane onschuld. Ze grijpen de toeschouwer naar de keel.

Exodus sluit aan bij de veelbesproken tendens van de terugkeer van het grote verhaal in de kunst. De kunstenaar raakt met zijn verhaal een gevoelige plek: onze consumptiemaatschappij die meer dan ooit lijkt te draaien om materiële zaken. Overgewicht, milieuvervuiling en economische crises houden de mensheid steeds meer bezig. Zwartjes weet die angsten vervolgens in de juiste beeldtaal te gieten, wat het verhaal des te meer versterkt.

De sterke relativering van de commerciële waarde van het werk is daarbij ook erg prettig: van afzonderlijke producten of verkoopbare kunstwerken is nauwelijks sprake. Zo was een van de beelden uit Exodus al eerder dit jaar te zien op Art Rotterdam bij de stand van de Amsterdamse Upstream Gallery. Hier leek de eenzame sculptuur eerder op een vervaarlijk papier-maché werk van een zwartgallige kleuter dan op de stamvader van een nomadenvolk. Gelukkig kreeg Zwartjes in het Cobra Museum de vrije hand om zijn verhaal te vertellen. Doordat de overtuigende vorm het verhaal naar voren schuift, krijgt inhoud de overhand. De boodschap komt over bij de kijker. Lichtvoetig is de tentoonstelling daarmee bepaald niet geworden, maar Exodus geeft wel degelijk stof tot nadenken.

Sunday 3 May 2009

India Contemporary - GEM Den Haag

India Contemporary
Jitish Kallat, Riyas Komu en Sudarshan Shetty
28 maart t/m 21 juni 2009

GEM, museum voor actuele kunst
Stadhouderslaan 43, Den Haag
www.gem-online.nl

Universele ontdekkingen uit Mumbai

Een aardewerken pot kiept voorover, lijkt zijn inhoud uit te willen storten. De pot komt weer overeind, om vervolgens weer voorover te vallen. En weer omhoog. Het kleine werk bestaande uit de pot en een simpel mechaniek van Sudarshan Shetty is een blikvanger in de hal van GEM, museum voor actuele kunst in Den Haag. Dit voorjaar presenteert het museum hedendaagse kunst uit India, die gedeeltelijk speciaal voor deze tentoonstelling is vervaardigd. Volgens Willem Baars, gastcurator van de tentoonstelling en zelfverklaard ambassadeur van de Indiase hedendaagse kunst, zou het werk van de drie deelnemende kunstenaars de stereotypen die in de Westerse samenleving bestaan over de Indiase cultuur overstijgen. Baars probeert Indiase kunst al jaren aan de man te brengen. Met deze tentoonstelling, maar ook door het wegebben van de overheersende Chinese kunsthype, lijkt hij eindelijk voet aan de grond te krijgen.

In de tentoonstelling is werk te zien van Jitish Kallat (1974), Riyas Komu (1971) en Sudarshan Shetty (1961), alle drie voornamelijk schatplichtig aan hun woon- en werkgebied, de Indiase miljoenenstad Mumbai (voormalig Bombay). Vanwege de opkomst van India als nieuwe economische grootmacht en zijn ingrijpend veranderende maatschappij werd het tijd om ook in de kunst een nieuw beeld van India te scheppen, misschien wel dat van een pas ontdekt cultureel mekka. De kunstenaars in India Contemporary komen zelf ook écht uit India, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Arabische kunstenaars die momenteel worden getoond in de Saatchi Gallery in Londen, bij de tentoonstelling Unveiled: New Art from the Middle East. De meesten van hen wonen en werken al jaren in New York of Londen, met als gevolg dat in hun werk de eigen culturele achtergrond onder de loep wordt genomen met een al sterk verwesterde blik.

Direct bij de ingang van de tentoonstelling, nog vóór Shetty’s aardewerken pot, staat de knokige bottenauto van Jitish Kallat. Uit een hele verzameling botten, ruggengraten en schedels van kunsthars heeft hij zijn prehistorisch aandoende vervoersmiddelen opgebouwd. De werken dragen humoristische namen als Autosaurus Tripous en Ignitaurus, alsof het uitgestorven diersoorten in een natuurhistorisch museum betreft. Kallat, geboren en getogen in Mumbai, speelt met het hysterische verkeer dat de veertien miljoen inwoners van India’s grootste stad veroorzaken. Al toeterend en schreeuwend staan zij dagelijks urenlang vast met hun auto’s, brommers en riksja’s. Dat verkeer komt terug in veel werk dat Kallat in de tentoonstelling laat zien. Zijn grote installatie 365 lives, die bestaat uit 365 close-up foto’s van deuken in auto’s, versterkt het beeld van een stad die nooit slaapt en nooit stilstaat.

De installaties van Sudarshan Shetty, de oudste van de drie kunstenaars, gaan verder dan de luidruchtige stad alleen. Het donkerblauwe colbert aan een hangertje dat keer op keer door een machine in melk wordt gedompeld of zijn hondenskeletten in rode plexiglas verpakkingen met een bewakingscamera in hun ribbenkast ademen een prettig mysterieuze sfeer uit. Shetty’s werk is het werk van de grote betekenissen. Hij gebruikt niet de waan van de dag als onderwerp, maar snijdt met zijn installaties dieper liggende thema’s aan. Zo confronteert de installatie met de ‘waakhonden’ ons met het verlies van privacy in een steeds transparanter wordende samenleving. De strakke, glazen kasten waarin Shetty zijn vreemde installaties vaak verpakt leiden onvermijdelijk tot de associatie met Damien Hirst. Toch blijft het werk van Shetty vanwege die welhaast perfecte vormgeving behalve interessant ook zeer esthetisch.

Riyas Komu mag zijn werk in de kelder van GEM laten zien. Zijn enorme schilderijen en houtsnijwerk zijn maatschappijkritisch op een nogal doorzichtige manier. De schilderijen tonen anonieme, onderdrukte mensen die té gladjes zijn geschilderd om bij de bezoeker een gevoelige snaar te raken. Bij dit werk dient zich ook een opvallende parallel aan met de Chinese kunsthype van de afgelopen jaren. Typerend hiervoor waren werken op groot formaat en van een ambachtelijk hoog niveau, altijd met een bepaalde commerciële aantrekkelijkheid (hoewel de waarde van het werk van deze Chinese kunstenaars recentelijk behoorlijk is gedaald). De enorme schilderijen van Komu doen hier sterk aan denken: het hoeft niet heel interessant te zijn, als het maar mooi en groot is, met een prettige mix van authentieke cultuur en een politieke boodschap.

In de tentoonstellingscatalogus wordt het werk van de drie kunstenaars door vooraanstaande Indiase schrijvers en critici geanalyseerd aan de hand van westerse kunsttheorie. Aan elk botje van Jitish Kallats Autosaurus wordt wel een filosofie opgehangen. Bij het bekijken van de tentoonstelling volstaat in de meeste gevallen echter het prettige, esthetische effect dat van de werken uitgaat.

Of de belofte van Baars over het wegnemen van stereotypen wordt waargemaakt, blijft onzeker. Het overheersende gevoel blijft toch: wat doet deze kunst Indiaas aan. Het drukke verkeer, veelkleurige, grootschalige afbeeldingen en ambachtelijk houtsnijwerk refereren juist aan de Bollywood-esthetiek die je kent van India. Als toeschouwer moet je daarom op je hoede zijn voor het alsnog binnensluipen van een folkloristische blik. Zeker is wel dat deze kunstenaars bruggen proberen te slaan tussen Oost en West. Werken als die van Sudarshan Shetty overstijgen de bekende stereotypen wel degelijk. Dit werk had net zo goed in Londen of New York gemaakt kunnen worden, en bewijst daarmee zijn universele waarde. Niet omdat het westers aandoet, maar omdat het werk een mondiale kwaliteit heeft.


Charles Avery - The Islanders, an introduction

Mr. Avery, I presume?
Charles Avery - The Islanders - an introduction
Rotterdam
Boijmans van Beuningen
28/02/09 - 07/06/09

Eieren op sterk water, landkaarten, exotische souvenirs en een opgezet beest met het hoofd van een hond, het lichaam van een lama en struisvogelpoten: Charles Avery’s The Islanders – nu te zien in museum Boijmans van Beuningen – vertoont veel overeenkomsten met zowel een natuurhistorisch museum als met volkenkundig onderzoek, maar nog het meest met de sfeer uit avontuurlijke jongensboeken.

De wereld die Charles Avery (1973) ontvouwt in de tentoonstelling The Islanders: An Introducution in Boijmans van Beuningen heeft ook wel wat van een avonturenroman. Zijn project The Island is een onderzoek naar een imaginaire wereld die Avery al verschillende jaren aan het ontdekken is. Door middel van tekeningen, teksten en voorwerpen probeert hij een encyclopedisch beeld te schetsen van ‘zijn’ eiland.

Onomatopoeia, de hoofdstad van het verder naamloze eiland, wordt al generaties lang bewoond door pioniers, ontdekkers en onderzoekers. Sommige van hen zijn verslaafd geraakt Henderson’s Eggs, in gin ingelegde eieren, een plaatselijke delicatesse die wordt verkocht op de lokale markt. In de cafés van de hoofdstad wordt driftig gefilosofeerd, gediscussieerd en geruzied, in het bijzonder over het wel of niet bestaan van de Noumenon, een mythisch beest dat geen van de bewoners ooit heeft gezien, maar dat in de donkere bossen van het eiland schijnt te leven (niet geheel toevallig is noumenon ook de naam die Kant gaf aan de onherkenbare, duistere wereld van het ding an sich). De noumenon is inzet van een eindeloze twist: altijd gelooft de ene helft van de inwoners wel en de andere helft niet in het bestaan van het beest, zonder het ooit met elkaar eens te worden.

Het is deze aandacht voor details die ervoor zorgt dat Avery’s hersenspinsels over het eiland in al zijn tekeningen, verhalen en objecten leest als een avonturenroman: de bezoeker wordt meegezogen in het verhaal en creëert al snel een eigen beeld van het eiland. Avery ziet een kunstwerk als een manifestatie van de handelingen van de kunstenaar, handelingen gericht op het geven van betekenis. Het was deze aanname die de kunstenaar het idee gaf voor het scenario van The Islanders: een jongeman die aanspoelt op een onbekend continent en ontdekkingsreiziger wordt. Dat Robinson Crusoë effect is opvallend in The Islanders. Terwijl in onze hypermoderne wereld alles digitaal in kaart wordt gebracht, maakt Avery juist ruimte voor jongensdromen. De ontdekkingsreis over zijn eiland is een terugkeer van het persoonlijke verhaal in de kunst.


De Franse curator Nicolas Bourriaud voegde Avery toe aan de line-up van Altermodern, de prestigieuze Tate Triennial tentoonstelling van dit jaar. In deze tentoonstelling wordt de gelijknamige term, een nieuwe kreet van de curator, uitgelegd aan de hand van een aantal kunstenaars en hun werk. Het begrip Altermodern komt voort uit het idee dat de westerse overheersing in de kunsttraditie langzaam verdwijnt door een steeds verder gaande globalisering. Kunstenaars werken niet langer vanuit hun specifieke culturele achtergrond, maar hebben hun wortels losgelaten en zijn nomade geworden. In een interview met Bourriaud noemt Avery zichzelf, in aanvulling op het idee van de nomade, een ontdekker: een onderzoeker die bezig is met het zoeken naar absolute waarheden, hoe onzeker het bestaan van zo’n waarheid ook is. Avery stelde dat hij als kunstenaar zijn idealen deelt met iedereen die op zoek is naar het verkrijgen van waarheden en betekenis, zoals filosofen, wetenschappers en wiskundigen.
Zijn werk biedt echter nooit uitsluitsel, maar is eerder een middel. Er is geen sprake van een ‘eindproduct’, het werk is eerder te omschrijven als een reis die aanzet tot reflectie. Er is altijd een groter verhaal dat net buiten beeld blijft. Volgens Avery zit er in een kunstwerk ook altijd een vervolg, een belofte. Gevolg hiervan is dat het project over het denkbeeldige eiland voorlopig nog niet voorbij is: Avery begon ermee in 2004 en is van plan er nog zeker tien jaar mee door te gaan.


In The Islanders: an introduction laat Avery feit en fictie door elkaar lopen. Het is voor de bezoeker een mooie, avontuurlijke vlucht uit onze huidige, steeds ingewikkelder geworden samenleving. Door het fantasierijke uitgangspunt is de tentoonstelling toegankelijk voor een breed publiek, maar er blijft ook ruimte voor het ontdekken van diepere lagen. Dankzij Avery’s 'belofte' bestaat The Islanders niet uit hapklare brokken, maar daagt je uit om zelf op ontdekkingstocht te gaan. Mr. Avery I presume?

http://metropolism.org/reviews/mr.-avery-i-presume/