Friday 30 October 2009

Het Proces / Arti et Amicitiae


Het Proces
Maatschappij Arti & Amicitiae, Amsterdam
16 oktober t/m 15 november 2009
Rianne Groen


Kunst laten ontstaan

Na het indrukken van de rode knop zet een mechanisme zich in werking. Vloeibare bijenwas wordt in koud water gegoten en stolt daar tot een onverwachte vorm. Vervolgens begint een lopende band te draaien: de vorm van gestolde was wordt vervoerd langs een ventilatieruimte en een documentatieruimte om uiteindelijk weer terecht te komen in de smeltkroes. Het proces begint even later weer opnieuw; de vorm die het materiaal aanneemt is steeds uniek. The Factory (1995; revisie 2007) van kunstenaarsduo Driessens en Verstappen is een van de bijzondere werken die te zien is in de tentoonstelling Het Proces in kunstenaarssociëteit Arti et Amicitae in Amsterdam. De tentoonstelling gaat over zogenaamde ‘generatieve kunst’ en toont werk van kunstenaars die zich bezig houden met processen die via wetenschappelijke experimenten of computers ontstaan. In veel gevallen krijgt dat proces ook de hoofdrol in het genereren van de uiteindelijke uitkomst van het kunstwerk. Toeval en mechanisch verkregen uniciteit zijn een belangrijke factor in de getoonde werken.
Kunstenaarsduo Driessens en Verstappen tilt hun technische werk met gemak naar een artistiek hoog niveau. Naast The Factory is ook hun prachtige werk E-volved cultures (2007) te zien, een digitale beeldgeneratie van virtuele organismen. De software die voor het werk werd ontwikkeld bootst een evolutieproces na, waardoor de organismen zich ontwikkelen via een ‘natuurlijk’ proces van variatie en selectie. Het ecosysteem dat de virtuele organismen vormen is te volgen via een kleurrijke weergave op het beeldscherm, waardoor het zichtbaar is als bijvoorbeeld een zich ontwikkelende cultuur wordt aangevallen door een nieuw soort organisme; dit doet de visuele weergave op het beeld drastisch veranderen. E-volved cultures wordt hiermee een weergave van artificieel leven, een fascinerend gegeven. Het virtuele petrischaaltje van Driessens & Verstappen is niet alleen conceptueel sterk, maar is visueel ook erg aantrekkelijk. De veranderende culturen die zich in allerlei kleurcombinaties uiten kunnen je lange tijd geboeid houden.
De tentoonstelling Het Proces is samengesteld door Jochem van der Spek en Remko Scha, die beiden ook eigen werk laten zien. Zo wordt er een tekenrobot (Tekenrobot # 1 2009) van Jochem van der Spek getoond. De Tekenrobot is een grappig, houterig apparaat dat wat slordig met een blauwe Bic balpen figuren op papier tekent. Na elk rijtje figuren kijkt de robot naar het resultaat en begint vervolgens aan een nieuwe rij figuren, die ontstaat uit wat er op de vorige rij is gebeurd. Tijdens de tentoonstelling worden de wanden van de zaal gevuld met de tekeningen die de robot maakt.
Van der Spek laat ook een soort digitale variant van zijn tekenrobot zien: een beeldgeneratie waarbij digitale constructies druk rondbewegen in een virtuele ruimte. Een blauw balletje laat lijnen achter in de ruimte, terwijl het eraan vast zittende witte blokje andere lijnen weer uitgumt. Een eeuwig virtueel kunstproces.
Naast de tekenrobot zijn er meer computersnufjes te zien en horen in Het Proces. Remko Scha, zowel kunstenaar als natuurkundige met een specialisatie in computerwetenschappen, laat in een stikdonkere ruimte een computerstem oneindig woorden genereren. De klassieke computerstem, beter bekend als ‘Huge Harry’, praat onophoudelijk door via een programma dat willekeurige keuzes maakt binnen de regels van een formele grammatica. Doordat de zinnen van de robot ontstaan binnen de wetten van de taal, lijkt het alsof Huge Harry daadwerkelijk tegen je praat. De donkere ruimte maakt dat je geen andere keuze hebt dan ernaar te luisteren. De grootste zaal in de geringe tentoonstellingsruimte is gegeven aan een groot videowerk van Peter Struycken. Het werk van Struycken, “Gedicht van Vuur: Prometheus” is een visualisatie van een muziekstuk van componist Alexander Skrjabin. De componist schreef bij zijn symphonie ook een ‘kleurenpartij’ waar Struycken in dit geval gebruik van maakt. Ondanks dat het intrigrerend is om de kleuren en vormen te zien bewegen op de muziek van Skrjabin, is de visualisatie waar Struycken voor heeft gekozen wel wat eentonig, waardoor het werk niet erg lang boeiend blijft.
De tekenrobotten, computersimulaties en gegenereerde taal in Het Proces roepen verschillende vragen op. Kunnen computers kunst maken? Hoe uniek kan een vorm zijn die onstaat door middel van voorgeprogrammeerde software? Kunnen willekeurig gegenereerde uitkomsten wel artistieke waarde hebben? Dat de organisatoren het belangrijk vinden dat hun bezoekers zich dit soort dingen afvragen blijkt wel uit het bijbehorende symposium dat in het kader van de tentoonstelling gehouden wordt. In dit lezingenprogramma krijgt het publiek de mogelijkheid om actief aan de slag te gaan met het conceptuele component dat instrinsiek is aan generatieve kunst.
Hoewel het gebruik van generatieve processen door kunstenaars niet nieuw is, worden de mogelijkheden steeds uitgebreider door de voortdurende ontwikkelingen op technisch gebied. In Arti & Amicitae ontvouwen die mogelijkheden zich. De tentoonstelling daagt de bezoekers ook uit tot nadenken over de toekomst, en wat er nog meer mogelijk zal worden wanneer computers kunst genereren. En dat gegenereerde processen wel degelijk artistieke waarde hebben blijkt uit de hoge kwaliteit van de werken die te zien zijn in Het Proces.

Wednesday 21 October 2009

An Evening With Andrea Fraser



Op 20 oktober 2009 organiseerde het PMK (Platform moderne kunst) haar eerste seminar. Het PMK is een initiatief van de Onderzoeksschool Kunstgeschiedenis (afdeling moderne kunst) om een grotere samenwerking te verkrijgen tussen Masterstudenten moderne kunst in Nederland.
In deze seminar konden studenten in gesprek gaan met performancekunstenaar Andrea Fraser over haar kunstpraktijken, maar specifiek over haar tekst "From the critique of institutions to an institution of critique" en een video van haar performance "may I help you". De discussie zou vooral moeten gaan over institutionele kritiek en haar relevantie vandaag de dag.

Aan de ronde tafel in het hoofdgebouw van de VU waren zo'n 20 Masterstudenten verzameld. Uit het voorstellingsrondje bleek dat de meesten in hun Masterthesis onderzoek deden dat enig verband hield met performance of praktijken rondom institutionele kritiek. Fraser, die zo'n beetje bekend staat als de uitvinder van de term 'institutionele kritiek' was hierbij de ideale kunstenaar om mee in gesprek te gaan over dit onderwerp. Inmiddels geeft ze ook les op UCLA en is, mede vanwege haar open Amerikaanse houding, een prima spreker. Ondanks dat de kunstenaar een beetje last had van haar jetlag, vertelde ze open over haar gedachten over het onderwerp. Institutionele kritiek zoals we dit uit de kunstgeschiedenis kennen, ontstond vooral rond het werk van onder andere Hans Haacke, Daniel Buren en Marcel Broodthaers. Zij probeerden, net als bijvoorbeeld Land Art kunstenaars, te opereren buiten de vastgestelde kaders van de kunstwereld. Hiermee probeerden ze te ontsnappen uit de vercommercialiseerde wereld van musea en galeries.
Het probleem dat Andrea Fraser in haar tekst aan de kaak stelt, is dat er eigenlijk geen ontsnappen aan die instituties is. Zoals bleek bij het kritische werk van Buren en Haacke, wordt de kritiek uiteindelijk weer geinstitutionaliseerd. Performances worden als video's in musea getoond en foto's van Land Art worden voor forse bedragen aangekocht. De instanties, zo redeneert Fraser, zitten namelijk in ons zelf. Wij, als critici, curatoren en kunsthistorici, zijn de grenzen van het instituut. En wanneer je volledig buiten die grenzen zou opereren, maak je geen kunst. De kunstwereld en dus de instituten bepalen uiteindelijk wat kunst is. Bestaat er dus wel een 'outside', was een vraag die aan de orde kwam. En waarom zou je kritiek leveren op instanties die je kritiek uiteindelijk toch weer zullen omarmen?
In Amerika zijn er momenteel steeds minder publieke, niet-commerciele instanties die een podium bieden aan kunstprojecten. Veel van dit soort instanties zijn opgeslokt door de grote museale en galeriewereld. Fraser vertelt hier emotioneel over: het gaat haar duidelijk aan het hart dat er steeds minder kansen zijn voor kunstenaars om zich op een andere manier te ontwikkelen, zonder druk van de markt.
Fraser is een van de kunstenaars die ons eraan herinnert om kritisch te blijven denken over de kunstwereld die in ons allemaal ligt ingebed. En vooral door te gaan om kritische kunst een platform te bieden.

Exodus - Izaak Zwartjes

Exodus
Izaak Zwartjes
6 juni t/m 13 september 2009

Cobra Museum
Sandbergplein 1, Amstelveen
www.cobra-museum.nl

Rianne Groen

Zoektocht naar zingeving

Het is even schrikken: een groot mensfiguur hangt aan een galg, uitgemergeld, gebroken. Een ander zit vastgebonden en verminkt op een stoel, te midden van een woestijnlandschap vol brokstukken van wat ooit een beschaving moet zijn geweest. Is dit onze wereld na een atoomexplosie? Een nieuwe wereldoorlog?

We zijn beland in de apocalyptische wereld van Izaak Zwartjes (1974). In het Cobra Museum in Amstelveen kreeg Zwartjes de grote zaal op de begane grond om een installatie te maken. Exodus is een environment geworden: de verschillende installaties maken samen deel uit van een groot, mythologisch verhaal. Dat verhaal is bepaald geen sprookje. Zwartjes wil verbeelden wat er met onze maatschappij zou kunnen gebeuren wanneer we ten onder gaan aan overconsumptie en een gebrek aan houvast in ons leven. Hij doelt bij dat gebrek aan houvast op een verlies van spiritualiteit, na het verdwijnen van de grote godsdiensten. Zelf refereert de kunstenaar in de publicatie bij de tentoonstelling aan ‘het uithollen van de menselijke identiteit’, doordat technologie langzaam onze levens overneemt. Exodus verbeeldt vanuit deze gedachtengang een mythe van een volk waarvan het noodlot niet meer af te wenden is. In het verleden waren deze mensen misschien wetenschappers of economen, nu zijn hun computers in een hoekje van de tentoonstelling weggestopt, bedekt onder een dikke laag modder en stof. De technische vooruitgang heeft hun maatschappij welvarend gemaakt, maar tegelijkertijd wordt de mens van binnenuit aangevreten door diezelfde vooruitgang. Men probeerde de natuurlijke en spirituele basis van de mens te vervangen door wetenschap, maar hierdoor is de mens doelloos geworden. Door het verdwijnen van de grote godsdiensten is er een gebrek aan fundament in het leven van de mens. Die zoektocht naar zingeving staat centraal in Exodus: de mensheid moet zelf betekenis vinden nu die niet meer gezocht kan worden in een hogere macht. Waar vroeger kaders werden bepaald door religie, moet de mens nu zelf zijn verantwoording nemen.

Uit half vergane, roestige materialen, hout en gevonden voorwerpen creëerde Zwartjes het onderkomen van zijn volk. Binnen dit decor vinden een aantal levensgrote mensfiguren hun plek. Die figuren bouwde Zwartjes op uit skeletten van hout en ijzerdraad, die hij bekleedde met een mengsel van zaagsel, lijm en gevonden kledingstukken. Ze zijn niet zozeer realistisch, maar toch angstaanjagend menselijk. Omdat grote delen van de zaal bedekt zijn met zand en roestig afval, krijg je bijna het idee je in een vervallen en verlaten dorp in een woestijngebied te bevinden. Het enige wat je van wanhoop weerhoudt is de overduidelijke museale omgeving: het suizen van de airconditioning en het uitzicht op een met kroos bezaaide vijver.

In de hoek torent een grote figuur hoog boven de rest uit. Hij overziet het slagveld, met een kind in de armen en een afschrikwekkend gezicht vol met spijkers. Als een soort stamvader van zijn volk staat hij daar. Op zijn voeten zit een prachtige vlinder, de vleugels gespreid. Plotseling lijkt er toch nog een stukje levende natuur in deze doodse omgeving te zijn. Maar de vlinder heeft zijn pootjes gekruist op zijn buik, onbewegelijk. Het laatste sprankje hoop lijkt vervlogen te zijn.

Dit soort zorgvuldigheid in de chaos die Zwartjes creëert zorgt ervoor dat Exodus een indrukwekkende tentoonstelling is geworden. Details als de vlinder of een speelgoedbeestje verderop op een boomstam, zijn kleine, ontroerende tekens van een vergane onschuld. Ze grijpen de toeschouwer naar de keel.

Exodus sluit aan bij de veelbesproken tendens van de terugkeer van het grote verhaal in de kunst. De kunstenaar raakt met zijn verhaal een gevoelige plek: onze consumptiemaatschappij die meer dan ooit lijkt te draaien om materiële zaken. Overgewicht, milieuvervuiling en economische crises houden de mensheid steeds meer bezig. Zwartjes weet die angsten vervolgens in de juiste beeldtaal te gieten, wat het verhaal des te meer versterkt.

De sterke relativering van de commerciële waarde van het werk is daarbij ook erg prettig: van afzonderlijke producten of verkoopbare kunstwerken is nauwelijks sprake. Zo was een van de beelden uit Exodus al eerder dit jaar te zien op Art Rotterdam bij de stand van de Amsterdamse Upstream Gallery. Hier leek de eenzame sculptuur eerder op een vervaarlijk papier-maché werk van een zwartgallige kleuter dan op de stamvader van een nomadenvolk. Gelukkig kreeg Zwartjes in het Cobra Museum de vrije hand om zijn verhaal te vertellen. Doordat de overtuigende vorm het verhaal naar voren schuift, krijgt inhoud de overhand. De boodschap komt over bij de kijker. Lichtvoetig is de tentoonstelling daarmee bepaald niet geworden, maar Exodus geeft wel degelijk stof tot nadenken.